
Jurisprudentie
BB2483
Datum uitspraak2007-08-23
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704961/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200704961/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 8 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan Schiphol Area Development Company N.V. (hierna vergunninghoudster) vrijstelling verleend voor de aanleg van de weg Beech Avenue vanaf de Rijkerstreek tot aan de Fokkerweg.
Uitspraak
200704961/2.
Datum uitspraak: 23 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Groene Groep Ontwikkeling B.V.", gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/10262 van de rechtbank Haarlem van 25 juni 2007 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan Schiphol Area Development Company N.V. (hierna vergunninghoudster) vrijstelling verleend voor de aanleg van de weg Beech Avenue vanaf de Rijkerstreek tot aan de Fokkerweg.
Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft het college het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juni 2007, verzonden op 29 juni 2007, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de bestreden beslissing op bezwaar gedeeltelijk vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 16 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 16 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.M. Neefe en mr. R.J.G. Bäcker, beiden advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en D.J. van der Graaf, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Als deskundige van de zijde van het college is gehoord ing. E. Stehouwer. Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De Voorzitter stelt voorop dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en de verleende vrijstelling in stand heeft gelaten.
2.3. De vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005) niet aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat, leent zich minder goed voor beantwoording in deze procedure. Mede gelet op het door het college overgelegde rapport "Luchtkwaliteitsonderzoek Beech Avenue" van 26 april 2006, waarin door een terzake deskundige wordt geconcludeerd dat het Blk 2005 geen belemmering vormt voor het verlenen van vrijstelling, geeft hetgeen verzoekster heeft aangevoerd evenwel op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend.
2.4. Gelet hierop, en na afweging van de betrokken belangen, waaronder dat van het college en vergunninghoudster bij spoedige realisatie van de Beech Avenue, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Roessel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2007
457.